Ik kan hem niet redden
Mijn zoontje is net 9 geworden en we vieren zijn feestje. Met acht kinderen het zwembad in… en ik vraag me wéér af: hoe krijgen kinderen het toch voor elkaar om in het zwembad zoveel meer geluid te produceren? Het echoot, het stuitert, het knettert van leven.
Vanuit mijn ooghoek zie ik wat andere badgasten. Een moeder met twee kleintjes. En een stel ouders met – denk ik – een jongvolwassen jongen met een beperking. Hij speelt heerlijk met zijn waterpistool. Ik glimlach. Wat mooi om te zien. Hij lijkt richting de groep jongens te willen gaan en dat maakt me blij. Leuk. Verbindend.
Ik wil net gaan zitten om alles een beetje in de gaten te houden, als ik zie dat er iets verandert. De jongen zwemt niet meer. Zijn lichaam schokt. Zijn vader is bij hem, maar zijn ogen… paniek, hij schreeuwt naar zijn vrouw en die springt het water in.
Ik vraag meteen: “Hebben jullie hulp nodig?”
“JA!” zegt ze. “Mijn zoon, mijn zoon…”
Haar ogen staan vol angst. En ik merk dat ik ook bang word. Dit gaat niet goed. Ik bel 112. Een andere vrouw stuur ik naar buiten om hulp te halen. Alles beweegt snel, en tegelijk lijkt de tijd stil te staan.
De jongen reageert niet, zijn ogen zijn weg. Zijn lippen zijn blauw en zijn gezicht is grauw. Zijn lichaam in een heftige kramp. Ik denk aan epilepsie. Er komt een andere vrouw aanrennen. Samen leggen we hem in de stabiele zijligging. We zijn bang. Echt bang dat hij elk moment kan overlijden.
Gelukkig voel ik nog een hartslag.
112 is aan de lijn. Ik wil het uitschreeuwen: “Er gaat hier een jongen dood!” Maar ik zie de moeder. Die ogen. Een moeder die al zoveel zorg draagt. Die gewoon even kwam genieten, vakantie vieren. En nu dit.
Ik wil helpen. Ik wil redden. Maar ik weet niet wat ik moet doen.
Gelukkig helpt 112 ons. De jongen raakt uiteindelijk bewusteloos – en juist daardoor verslappen zijn spieren. Hij krijgt weer zuurstof. De ambulance arriveert en neemt het over.
Dan zie ik de moeder weer. Ze is in shock. Haar zoon. Haar alles. Wat een hel om dit te moeten meemaken. Ik geef haar een knuffel. Ze reageert nauwelijks. Alles is stilgevallen.
Later hoor ik dat het beter gaat met haar zoon. Wat een opluchting. Maar ik blijf met mijn gedachten bij hem en bij zijn moeder. Hoe zou het nu met haar zijn? Moet ze weer opnieuw gaan leren loslaten? Kan ze de jongen gewoon gaan laten slapen?
Je zorgt al je leven lang. En dan, in een moment van vreugde, draait de wereld in één seconde volledig om.
Ik besef: ik kan niet die redder zijn.
Ik kan het niet oplossen.
We mogen vertrouwen op de Enige die echt redt. Hij doet het.
Dat is overgave.
Met dank aan Jiska van Dorssen