Terug

‘Mijn bewoners horen bij mijn familie’

23-04-2020

‘Mijn bewoners horen bij mijn familie'

Geen bezoek meer van ouders of andere familieleden. Op je groep moeten blijven. Voor bewoners van Stichting Sprank in Bunschoten is het leven door de coronacrisis erg veranderd. Ook voor de zorg, erkent Tiny Heek (32). Tiny werkt op het huiskamerproject van woonlocatie Stavoren. Hier wonen zes, vooral oudere, verstandelijk beperkte bewoners.

“Het is pittig. Dat kan ik niet anders zeggen. Je merkt aan alles dat bewoners hun vaste dingen missen. Iemand die bijvoorbeeld altijd het plantsoen schoffelde, moet al weken thuisblijven. We laten hem andere taken doen, zoals de was opvouwen en aardappels schillen, maar hij loopt toch met z’n ziel onder z’n arm. Een andere bewoner ging altijd met de bus naar Nijkerk om daar te werken bij de dagbesteding van Rozelaar. Dat kan in deze tijd niet en dat is lastig voor hem om te aanvaarden.”

In conditie blijven

“Nu bewoners op de groep moeten blijven, doen we er alles aan om hun conditie zoveel mogelijk op peil te houden. Met de hele groep naar buiten kan niet, maar één op één mag wel. Zo vaak we kunnen, maakt iemand van ons dus met een bewoner een ommetje. Dat is extra leuk, omdat veel bewoners van de naastgelegen seniorenwoningen met dit mooie weer op hun balkon zitten. Ze zwaaien, maken soms een praatje of zeggen gedag.  Dat doet onze bewoners goed. Even aandacht. Even gezien worden. Het gevoel dat mensen aan ze denken. Het is ook een uitkomst dat we kunnen beeldbellen. Elke week maken we een afspraak met de familie zodat ze hun zoon, dochter, zus of broer kunnen zien en spreken.”

Structuur

“We proberen waar we kunnen structuur te brengen op de groep. Zo bieden we in het huiskamerproject elke dag vaste onderdelen aan. Op maandag openen we de week met muziek. Meestal zingen we christelijke liedjes, maar nu oefenen we natuurlijk ook voor Koningsdag.  Daarna sporten we samen vanuit de stoel met Nederland in Beweging. Op dinsdag hebben we een creatieve dag, op woensdag doen we spelletjes, donderdags doen we iets extra’s met ons geloof en vrijdag is bakdag.”

Zo min mogelijk weg

Ik werk ruim dertien jaar bij Sprank. De meeste bewoners ken ik door en door. Ik trek al zolang met ze op. Ze horen bij mijn familie. Als er iets met ze is, voel ik dat aan. Net zoals ik dat bijvoorbeeld heb bij mijn zus of mijn moeder. Omdat ik veel om ze geef, ben ik in deze tijd extra op mijn hoede. Als ik thuis ben, probeer ik zo min mogelijk weg te gaan. Zelfs niet naar de supermarkt. De grote weekboodschappen doet mijn man.”

God is groter

“Bewoners willen graag horen hoe het verder gaat, maar we weten dat niet. We kunnen geen duidelijkheid geven. Dat frustreert. Ik denk dat onze doelgroep helaas nog lang te maken zal hebben met de coronamaatregelen. Wat ik wel merk: ik heb juist in deze tijd mooie gesprekken met ze over geloven, over God. Zelf verloor ik op vrij jonge leeftijd mijn vader. Juist in die periode merkte ik dat God heel dichtbij is als het stormt in je leven. Dat voel ik nu ook weer. Als bewoners angstig of onrustig zijn, houd ik ze daarom voor: ‘Ja, het is spannend allemaal. Maar God is groter. Hij kent ons en zorgt voor ons.’ Wat ik zo bijzonder vind, is dat bewoners zich het ene moment zorgen kunnen maken over zoiets als de coronacrisis en een ogenblik later weer alles naast zich neerleggen en vrolijk lachen. Ze hebben zo’n kinderlijk vertrouwen. Mensen met een beperking zijn voor mij de puurste mensen die er zijn.”

Tekst: Mariëtte Woudenberg

Wil jij een optimale website? Dan hebben we wat cookies van je nodig. Pas mijn voorkeuren aan