Terug

Ouderwetse apenlol – Mirjam van der Vegt

10-06-2021

Er staat een vrouw midden op straat, haar gezicht naar de zon geheven. Wanneer ze haar ogen opent zie ik de sprankeling. Ze lacht van binnenuit. Zou ze weten hoeveel geluk ze heeft?

Wanneer ik verder door de straat fiets, zie ik boven op een balkon twee meiden onbedaarlijk giechelen. De slappe lach, hoe lang is dat geleden? Wanneer heb ik voor de laatste keer ouderwetse apenlol gehad? Apenlol bestaat echt.

Ik herinner me het retraitecentrum aan de Nijl in Oeganda waar ik ooit een paar dagen bivakkeerde. Elke ochtend heel vroeg stond ik op en liep op blote voeten door het gras. Je moest wel uitkijken waar je liep, want er was een cobra gesignaleerd. Wanneer je op het bankje aan de oever ging zitten, was het alsof het paradijs langzaam ontwaakte. Talloze vogelgeluiden en natuurlijk de apen. Ze slingerden van boom naar boom, zaten elkaar achterna en hadden domweg lol. Iets verderop de dag voeren we met een fluisterboot over het water, overal witte reigers om ons heen. We spotten meerdere adelaars en eenmaal terug aan land waren daar de apen weer.

Na een paar dagen in dit paradijs, was ik mijn ballast kwijt en voelde ik het opeens weer borrelen in mijn hart. Ik kan me herinneren dat ik in de weerspiegeling van een raam keek en voelde hoe mijn hart klopte van verwachting. Verwachting waarnaar? Geen idee, het borrelde gewoon en ik lachte zoals die vrouw die ik zojuist midden op straat zag staan. Ik nam de lach mee naar Nederland, waar ik moest wennen aan al het asfalt om me heen. De regels, de orde, alles op tijd. En ja, daar wen je weer snel aan, want het is prettig als alles efficiënt gaat. Wanneer je in de zorgmodus zit en er ziekte is in je gezin, is efficiëntie helemaal belangrijk – je hebt al je energie nodig voor wat gedaan moet worden. Nutteloze apenlol – dat doen wij vaak pas als alles op orde is. Maar de apen in Oeganda leerden me een andere les.

Door de blik van die vrouw vanmiddag besef ik opeens dat het te lang geleden is. Dus wanneer de tieners binnen slenteren en vragen of ze salto’s mogen maken op ons bed, zeg ik ja.

‘Heb je ja gezegd?’ hoor ik mijn man roepen als ik de trap naar boven ren. ‘Ja,’ roep ik terug.

‘En ik denk dat ik zelf ook maar even meedoe!’

Mogen we in een tent in de tuin slapen, vragen ze, als we even later hijgend tegen de rand van het bed zitten.

‘Ja,’ zeg ik weer.

Deze week wil ik opstaan met de zon.

Met mijn blote voeten in het gras lopen.

Ik wil zien hoe alles ontkiemt, zodat ik zelf ook weer kan ontkiemen.

Want het is te lang geleden dat ik speelde en ik weet uit de ervaring aan de Nijl dat het even kan duren voordat het terug is.

Ooit sprak ik een man die herstelde van zijn angststoornis. ‘Wat heeft je het meest geholpen,’ vroeg ik.

Hij wist het meteen: ‘Iemand gaf me het advies om wat vaker in het gras te gaan liggen. Te voelen waar je vandaan komt, te voelen dat je verbonden bent met alles om je heen. Als ik angstig word, weet ik dat ik mijn schoenen uit moet trekken en languit moet gaan liggen in mijn tuin.’

Het doet me denken aan de tuin waarvoor we ooit geschapen werden, de tuin waarvan ik ook iets proefde aan de Nijl.

Ik bedank de vrouw die lachte in de zon.

Ik bedank de giechelende meiden.

In mij klinkt een strofe uit een gedicht van Bertus Aafjes en ik weet: deze week ga ik even onder de mooiste boom van het dorp liggen. Het is nooit te laat om te beginnen met spelen.

 

Lieveling hoe is het met je hart?

Springt het op bij iets moois en blij

als een lam in de voorjaarswei?

Lieveling hoe is het met je hart?  

(Bertus Aafjes)

 Op 21 juni organiseren we weer een avond rondom levend verlies in samenwerking met Mirjam van der Vegt. Dit keer met het thema “kwetsbaar zijn”. Klik hier voor meer info

 

Wil jij een optimale website? Dan hebben we wat cookies van je nodig. Pas mijn voorkeuren aan