“Housjemuiljoh!” Huh?! De zojuist uitgespuugde zin-zonder-spaties vliegt om m’n oren. Ik heb Lenna gezegd dat ze nog níet op de iPad mag. Níet, met nadruk. Ze is het er duidelijk níet – met nog meer nadruk – mee eens.
We zitten in quarantaine, vanwege een Corona-positieve tiener in huis. Lenna is er allang klaar mee. Ze wil naar school en als dat niet kan, wil ze een iPad. Of naar oma, wat ook niet kan. Logisch dat ze baalt, maar voor ons nieuw is het taalgebruik dat opplopt naarmate de frustratie toeneemt. Taal die we kennen van de oudste kinderen, maar waarvan we niet wisten dat ook Lenna daarover beschikt. Helaas.
Weerbaarheid
Weerbaarheid is een belangrijk onderdeel van opgroeien. En weerbaarheid heeft alles te maken met taal. Niet (goed) duidelijk kunnen maken wat je wel en niet wilt, maakt boos en kwetsbaar. Met drie babbelende kinderen in huis stonden Jan en ik daar nooit bij stil, maar al in Lenna’s vroege jeugd werd weerbaarheid een thema. In verslagen, evaluaties, handelingsplannen enz. ging het vaak over Lenna’s gebrek aan weerbaarheid. Wij zagen echter een vrolijk meisje dat doorgaans goed in haar vel zit. Plat gezegd is dus de vraag: als jijzelf weinig last van je verminderde weerbaarheid hebt, is er dan een probleem?
Assertief
Toen ik daar laatst over nadacht, schoot me een gesprek te binnen met een gewaardeerde collega die je – nu we toch etiketten aan het plakken zijn – in het hokje ‘secundair reagerend’ zou kunnen plaatsen. Of niet-assertief, zo je wilt. Laten we hem Joop noemen. Ik zal nooit vergeten hoe Joop feilloos met één terechte opmerking een hele vergadering lam legde. Later sprak ik hem. Geïrriteerd zei hij: ‘Ik word er zo moe van dat de een nog harder schreeuwt dan de ander, zonder wat te zeggen. Waarom is dat de norm?’ Ik was deel van het geschreeuw geweest en schaamde me rot. Joop vertelde dat hij op de basisschool op assertiviteitscursus moest. Het had hem bar weinig opgeleverd.
Opgelost
Joop heeft geen verstandelijke beperking of ontwikkelingsachterstand. Verre van. Toch werd hij in het hok ‘minder weerbaar’ geparkeerd. Hij bleek echter uitermate weerbaar, alleen zonder veel taal en heisa. Lenna heeft ons ook wel eens verrast. Na haar eerste dag op de speelzaal stond in haar overdrachtschriftje: ‘Heeft Lenna broers?’ Hoezo?, dachten wij, maar daar kwamen we snel achter. Twee jongetjes deden knap vervelend tegen haar en wilden maar niet stoppen. Ineens was ze er klaar mee. Eentje kreeg een draai om z’n oren, de grootste kwelgeest werd vakkundig net-niet-gesloopt. Ze hebben haar nooit meer met een vinger aangeraakt. Functioneel en weerbaar opgelost, vonden wij.
Luisteren
Lenna was toen drie, nu is ze negen. En reken maar dat je aan haar merkt als iets haar niet zint. Net als Joop voert ze niet het hoogste woord; zoveel taal heeft ze niet eens tot haar beschikking. Maar wat hebben alle babbelaars nodig? Juist, luisteraars! Zowel Lenna als Joop zijn heerlijk om om je heen te hebben en voor beiden geldt: als ze wat te melden hebben, kun je beter luisteren want dan hebben ze vaak écht een punt.
Zeurpiet
‘s Avonds ben ik er klaar mee, met de hele club de hele dag over de vloer. Ongeduldig roep ik Lenna: “Hop, nu die douche in. Nu!” Mmm, dat had iets vriendelijker gekund. “Kommeraanjoh!” klinkt het vanachter de iPad. “Zeurpiet.”
Carola woont samen met haar man en 5 kinderen op een boerderij. Haar een na jongste dochter heeft down. Voor Dit Koningskind schrijft Carola over haar leven.